ECLI:NL:CRVB:2019:3349

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 oktober 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
17/5702 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de afwijzing van zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor betrokkene met Adrenogenitaal syndroom en psychiatrische problematiek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ voor betrokkene, die lijdt aan Adrenogenitaal syndroom (AGS), PDD-NOS en niet-aangeboren hersenletsel. De rechtbank had geoordeeld dat het CIZ onvoldoende onderzoek had gedaan naar de invloed van de psychiatrische aandoeningen van betrokkene op zijn zorgbehoefte. Het CIZ had enkel gekeken naar de somatische klachten en lichamelijke handicap van betrokkene, zonder de psychiatrische problematiek in de beoordeling te betrekken.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van het CIZ gegrond verklaard. De Raad oordeelt dat het CIZ terecht heeft geconcludeerd dat de somatische klachten en de lichamelijke handicap van betrokkene niet leiden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De Raad stelt vast dat het onderzoek van de medisch adviseur zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen medische onderbouwing is voor de stelling van betrokkene dat hij 24 uur per dag zorg nodig heeft. De Raad concludeert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er nader onderzoek naar de psychiatrische problematiek nodig was. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep tegen het besluit van het CIZ is ongegrond verklaard.

Uitspraak

17.5702 WLZ

Datum uitspraak: 23 oktober 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
14 juli 2017, 16/4512 (aangevallen uitspraak)
Partijen:

CIZ

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
CIZ heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. A.J.M. van Haaren, advocaat, een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft tezamen met de zaak 17/5701 WLZ plaatsgevonden op
17 juli 2019. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater en
mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt. Namens betrokkene zijn verschenen zijn moeder,
[naam A.], [naam B.] en mr. Van Haaren.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1996, is onder meer bekend met Adrenogenitaal syndroom (AGS), PDD-NOS en niet-aangeboren hersenletsel.
1.2.
CIZ heeft betrokkene onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) tot en met 23 maart 2015 geïndiceerd voor de zorgfuncties verblijf tijdelijk, klasse 2, begeleiding groep, klasse 4, begeleiding individueel, klasse 2 en persoonlijke verzorging, klasse 1.
1.3.
Op 12 oktober 2015 heeft betrokkene een aanvraag ingediend voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.4.
Bij besluit van 30 december 2015 heeft CIZ deze aanvraag afgewezen.
1.5.
Naar aanleiding van het tegen het besluit van 30 december 2015 gemaakte bezwaar heeft medisch adviseur L. Vermeulen op 22 juni 2016 een medisch advies uitgebracht. Deze arts heeft geconstateerd dat bij betrokkene sprake is van de grondslag somatiek op basis van AGS en de grondslag lichamelijke handicap op basis van het niet aangeboren hersenletsel. Verder is betrokkene bekend met psychiatrische problematiek. Volgens de medisch adviseur is er geen zware regieproblematiek voortkomend uit het niet aangeboren hersenletsel. De fysieke problemen van betrokkene leiden niet tot een medische noodzaak voor voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg. Betrokkene behoeft aansturing bij zijn ziekte, maar er is geen noodzaak voor voortdurende zorg in de vorm van passief toezicht. Volgens de medisch adviseur is er ook geen sprake van een medische noodzaak voor permanent toezicht. De escalatie van de aandoening verloopt niet acuut. Er is sprake van symptomen die geleidelijk in de loop van uren tot dagen ontstaan. Bij herkenning van deze symptomen kan door aanpassing van medicatie of eventueel intramusculaire medicatie of contact met een hulpverlener verdere escalatie worden voorkomen.
1.6.
Bij besluit van 27 juli 2016 (bestreden besluit) heeft CIZ vervolgens het bezwaar tegen het besluit van 30 december 2015 ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat betrokkene niet voldoet aan de criteria voor Wlz-zorg. Bij betrokkene is geen sprake van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en CIZ opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen. De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek van CIZ onvoldoende is om de conclusie te kunnen dragen dat bij betrokkene geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. CIZ heeft onvoldoende onderzocht in hoeverre de manier waarop betrokkene omgaat – en in staat is om te gaan – met zijn AGS beïnvloed wordt door zijn psychiatrische aandoeningen. Het had uit het oogpunt van zorgvuldigheid op de weg van CIZ gelegen om zich hierover een oordeel te vormen door actuele informatie van een psycholoog of psychiater bij de beoordeling te betrekken of een deskundige in te schakelen. Over de stelling van CIZ dat nog geen leertherapie is ingezet en dat de behoefte van betrokkene aan begeleiding bij zijn ziekte vooral ziet op nog niet aangeleerde vaardigheden, heeft de rechtbank geoordeeld dat onvoldoende is onderzocht of het in het specifieke geval van betrokkene reëel is om aan te nemen dat hier resultaten mee te behalen zijn. Daarbij is ook van belang dat de risico’s bij het niet adequaat ingrijpen zeer groot zijn.
3.1.
CIZ heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en heeft – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Volgens CIZ is er voldoende onderzoek gedaan en blijkt uit de bevindingen van het onderzoek dat er op basis van de grondslag somatiek en de lichamelijke handicap geen toegang is tot zorg op grond van de Wlz. Een psychiatrische grondslag geeft geen toegang tot Wlz-zorg. Indien de somatische grondslag slechts in combinatie met een psychiatrische grondslag tot een blijvende behoefte aan zorg leidt, bestaat er evenmin recht op zorg op grond van de Wlz. Een onderzoek naar de psychiatrische problematiek zoals de rechtbank voorstaat heeft hier dan ook geen meerwaarde. Verder kan CIZ zich niet vinden in de overweging dat onvoldoende is onderzocht of het reëel is om aan te nemen dat resultaten zijn te behalen met de inzet van leertherapie.
3.2.
Betrokkene heeft in hoger beroep verweer gevoerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De beroepsgrond dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat CIZ nader had moeten onderzoeken in hoeverre de manier waarop betrokkene omgaat met zijn AGS wordt beïnvloed door zijn psychiatrische aandoening slaagt. Zoals eerder overwogen in de uitspraak van 24 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:334, heeft een verzekerde slechts toegang tot Wlz-zorg indien de in de aanhef van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz genoemde grondslagen leiden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid, zoals omschreven in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Wlz. Indien deze grondslagen slechts in combinatie met een psychiatrische grondslag tot een dergelijke blijvende behoefte leiden, bestaat geen recht op Wlz-zorg. CIZ heeft dan ook terecht alleen beoordeeld of de somatische klachten en de lichamelijke handicap van betrokkene leiden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Een nader onderzoek naar de relatie tussen het omgaan van betrokkene met zijn AGS en zijn psychiatrische problematiek was hier niet nodig.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, overweegt de Raad het volgende.
4.3.
Betrokkene voert aan dat sprake is van een noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Namens betrokkene is ter zitting het volgende uiteengezet. Bij AGS dient tijdig ingegrepen te worden om te voorkomen dat een mogelijke fatale Addison crisis optreedt. Dit betekent dat er bij signalen dat een crisis opkomt tijdig medicatie toegediend moet worden. Bij betrokkene is sprake van een langzaam opkomende en een snel opkomende aanval. Bij een langzaam opkomende aanval kan betrokkene zelf maatregelen nemen om te voorkomen dat hij een Addison crisis krijgt. Bij een snel opkomende aanval kan betrokkene zelf niet tijdig ingrijpen en voor deze situatie is dan ook Wlz-zorg nodig.
4.4.
De Raad is van oordeel dat het door de medisch adviseur uitgevoerde onderzoek zorgvuldig is geweest en CIZ het bestreden besluit daarop heeft kunnen baseren. Uit het medisch advies van 22 juni 2016, dat in zoverre berust op van de behandelend endocrinoloog verkregen informatie, blijkt dat de escalatie van de aandoening AGS niet acuut verloopt. Er is sprake van symptomen die geleidelijk in de loop van uren tot dagen ontstaan. Daarnaast blijkt volgens de medisch adviseur uit de verkregen informatie over het niet aangeboren hersenletsel van betrokkene dat geen sprake is van zware regieproblematiek waardoor betrokkene niet adequaat kan reageren. De Raad heeft geen aanknopingspunten om te twijfelen aan deze beoordeling door de medisch adviseur. Betrokkene heeft niet met medische stukken onderbouwd dat de medisch adviseur zijn situatie onjuist heeft ingeschat en dat wel sprake is van acuut verlopende aanvallen waarbij betrokkene niet adequaat kan reageren en daardoor
24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig is om ernstig nadeel te voorkomen.
4.5.
Uit 4.3 en 4.4 volgt dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 27 juli 2016 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en D.S. de Vries en
W.J.A.M. van Brussel als leden, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2019.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) M.A.A. Traousis
md