ECLI:NL:CRVB:2019:3319

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
18/2058 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 5 maart 2018. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen, waaronder bedden, kledingkasten, een eethoek en een bankstel. De appellante had deze bijstandsaanvraag ingediend, maar het college van Drechtsteden heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat er geen bijzondere omstandigheden waren die bijstandsverlening rechtvaardigden. De appellante had volgens het college uit haar inkomen op bijstandsniveau moeten reserveren voor de aanschaf van deze goederen.

De rechtbank heeft het beroep van de appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellante aangevoerd dat de omstandigheden waaronder zij de goederen heeft aangeschaft, namelijk dat deze snel kapot gingen door vochtproblemen en een muizenplaag, bijzondere omstandigheden vormen die bijstandsverlening rechtvaardigen. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de gestelde omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat de kosten voor vervanging onvoorzienbaar waren. Het is gebruikelijk dat duurzame gebruiksgoederen na verloop van tijd gerepareerd of vervangen moeten worden.

Bovendien heeft de Raad in eerdere rechtspraak vastgesteld dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid is in de zin van de Participatiewet. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en houdt de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en is ondertekend door de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer.

Uitspraak

18.2058 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 maart 2018, 17/4749 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het Drechtstedenbestuur (bestuur)
Datum uitspraak: 15 oktober 2019
Zitting heeft: W.F. Claessens als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: P.Y.M. Liu
Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. B.J. Manspeaker, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Kleijn.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van - nu nog - bedden, kledingkasten, een eethoek en een bankstel (duurzame gebruiksgoederen). Dit besluit heeft het college na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 13 juli 2017 (bestreden besluit). Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden om tot bijstandsverlening over te gaan, omdat appellante uit haar inkomen op bijstandsniveau had moeten reserveren voor de aanschaf van de duurzame gebruiksgoederen. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Niet in geschil is dat de kosten waarvoor appellante bijzondere bijstand heeft aangevraagd, zich voordeden en dat die kosten in het individuele geval van appellante noodzakelijk waren. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of is voldaan aan het vereiste dat de betreffende kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Appellante voert aan dat dit het geval is, omdat de tweedehands spullen die zij in 2013 heeft aangeschaft snel kapot gingen door vochtproblemen en een muizenplaag en zij met name door de aflossing van haar schulden niet heeft kunnen reserveren.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Duurzame gebruiksgoederen moeten na verloop van enige tijd worden gerepareerd dan wel vervangen. De gestelde omstandigheid dat de tweedehands spullen die appellante in 2013 had aangeschaft al in 2017 waren versleten, maakt niet dat de vervanging van die spullen geheel onvoorzienbaar was en dat appellante voor deze kosten niet heeft kunnen reserveren. Daarnaast is volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 22 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:319) het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen geen bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet. De kosten die daarmee verband houden kunnen niet worden afgewenteld op de bijstand.
Nu de in hoger beroep aangevoerde beroepsgrond niet slaagt, zal de aangevallen uitspraak worden bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) P.Y.M. Liu (getekend) W.F. Claessens

IJ