ECLI:NL:CRVB:2019:3313
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 14 november 2017 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft vernietigd. Appellante had op 23 maart 2017 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW), waarbij zij aangaf te wonen bij haar tante. Na een onderzoek door de gemeente Amsterdam, waarin onder andere een huisbezoek is afgelegd, concludeerde het college dat appellante onvoldoende informatie had verstrekt over haar hoofdverblijf. Dit leidde tot de afwijzing van haar aanvraag op 6 april 2017, een besluit dat in bezwaar werd gehandhaafd.
De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag was afgewezen, maar bevestigde wel de rechtsgevolgen van het bestreden besluit. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat zij voldoende informatie had verstrekt en dat de besluitvorming onzorgvuldig was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de juistheid van het rapport van de handhavingsspecialisten te twijfelen. De Raad bevestigde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij op het opgegeven adres haar hoofdverblijf had.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak voor zover deze was aangevochten. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.