ECLI:NL:CRVB:2019:3307

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 oktober 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2019
Zaaknummer
18/715 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand na niet verschijnen op gesprek en verwijtbaarheid van het niet legen van de brievenbus

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van de appellant met ingang van 6 april 2017, na een opschorting van het recht op bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De opschorting vond plaats omdat de appellant niet is verschenen op een gesprek dat was gepland op 19 mei 2017, waarin zijn recht op bijstand zou worden besproken. Het college handhaafde zijn besluit na bezwaar, wat leidde tot een rechtszaak bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond.

De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat was om zijn brievenbus te legen vanwege depressieklachten, en dat hij daarom niet op de uitnodiging voor het gesprek heeft kunnen reageren. Hij stelde dat hij niet op de hoogte was van de noodzaak om zijn brievenbus regelmatig te controleren, omdat hij weinig post ontvangt en veel communicatie digitaal verloopt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij door zijn klachten niet in staat was om zijn post te behandelen. Bovendien werd benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de appellant is om zorg te dragen voor een adequate behandeling van zijn post.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de intrekking van de bijstand met ingang van 6 april 2017 in stand blijft. De Raad wees erop dat het college er in beginsel van mag uitgaan dat post tijdig wordt ontvangen, en dat het niet tijdig reageren op het opschortingsbesluit voor rekening en risico van de appellant komt. De beroepsgrond van de appellant slaagde niet, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

18.715 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2017, 17/4440 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 15 oktober 2019
Zitting heeft: W.F. Claessens als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: P.Y.M. Liu
Appellant is niet ter zitting verschenen. Namens het college is verschenen mr. D.A. Ahmed.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om een intrekking van de bijstand van appellant met ingang van 6 april 2017 met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet, nadat het college het recht op bijstand per die datum had opgeschort. Dit besluit heeft het college na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 juli 2017 (bestreden besluit). Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat appellant geen gehoor heeft gegeven aan de in het opschortingsbesluit opgenomen uitnodiging voor een gesprek op 19 mei 2017 over zijn recht op bijstand. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Vaststaat dat appellant niet is verschenen op het gesprek op 19 mei 2017. Uitsluitend in geschil is of appellant daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Appellant voert aan dat dit om de volgende redenen niet het geval is. Ten tijde van belang was hij wegens depressieklachten niet in staat zijn brievenbus te legen. Hij hoefde er ook niet op bedacht te zijn om zijn brievenbus te controleren, omdat hij niet of nauwelijks post ontvangt, aangezien alles digitaal gaat. Het college heeft hem niet gewaarschuwd dat hij eigenlijk te allen tijde zijn brievenbus in de gaten moet houden.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Appellant heeft niet aan de hand van medische stukken aannemelijk gemaakt dat hij in mei 2017 als gevolg van depressieklachten in het geheel niet in staat was om zijn brievenbus te legen. Bovendien had het op zijn weg gelegen om iemand in te schakelen om zijn belangen te behartigen en zijn post waar te nemen, indien hij zelf niet in staat was zijn post op juiste wijze te behandelen. Het behoort immers tot de verantwoordelijkheid van appellant om zorg te dragen voor een adequate behandeling van zijn post. Dat appellant, naar hij stelt, er niet bedacht op hoefde te zijn dat hij zijn brievenbus moest controleren, omdat hij niet of nauwelijks post ontvangt, doet aan die verantwoordelijkheid niet af. Gelet op de eigen verantwoordelijkheid van appellant om zorg te dragen voor een adequate behandeling van zijn post, was het college ook niet verplicht appellant erop te attenderen dat hij altijd zijn brievenbus in de gaten moet houden. Hierbij wordt er voorts op gewezen dat volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 15 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2382) het college er in beginsel van mag uitgaan dat post die in de brievenbus van het woonadres van een betrokkene wordt gedaan met een uitnodiging op de daarop volgende dag te verschijnen, de betrokkene zo tijdig bereikt dat hij aan die uitnodiging gevolg kan geven of om uitstel kan verzoeken.
Dat appellant het opschortingsbesluit niet tijdig heeft gezien en daarop heeft gehandeld, komt voor zijn rekening en risico. Het valt appellant dan ook te verwijten dat hij niet op het gesprek op 19 mei 2017 is verschenen.
Nu de in hoger beroep aangevoerde beroepsgrond niet slaagt, zal de aangevallen uitspraak worden bevestigd. Dit betekent dat de intrekking van de bijstand met ingang van 6 april 2017 in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) P.Y.M. Liu (getekend) W.F. Claessens