ECLI:NL:CRVB:2019:3259

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
17/4524 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake terugvordering van bijstand en inlichtingenverplichting

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2017. Het geschil betreft de terugvordering van een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) die aan appellante en een derde was toegekend. De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) had de terugvordering ingesteld op basis van de stelling dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van inkomsten. Hierdoor hebben appellante en de derde ten onrechte AIO-aanvulling ontvangen.

Het hoger beroep richtte zich specifiek op de periode van 1 januari 2010 tot 1 mei 2013 en betrof de vraag of de rechtbank de omvang van het geding correct had vastgesteld. Appellant stelde dat de rechtbank ten onrechte alleen de terugvordering had beoordeeld en niet ook de intrekking van de bijstandsverlening. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de gronden van het beroep uitsluitend betrekking hadden op de terugvordering, zoals ook bevestigd door de gemachtigde ter zitting. De rechtbank had de omvang van het geding dus op juiste wijze vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier en de voorzitter de beslissing ondertekenden.

Uitspraak

17.4524 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2017, AMS 17/136 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 8 oktober 2019
Zitting hebben: W.F. Claessens als voorzitter en P.W. van Straalen en M. van Paridon als leden.
Griffier: P.Y.M. Liu.
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. G.L.D. Thomas, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Stahl-De Bruin.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
De bestreden besluitvorming ziet op de intrekking en terugvordering van een aan appellante en [X] (X) toegekende Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen
(AIO-aanvulling). Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van inkomsten. Als gevolg daarvan hebben appellante en X ten onrechte AIO-aanvulling genoten.
Het geschil in hoger beroep is beperkt tot de intrekking over de periode van 1 januari 2010 tot 1 mei 2013. Het hoger beroep komt er op neer dat de rechtbank de omvang van het geding niet juist heeft vastgesteld en ten onrechte het beroep heeft opgevat als te zijn gericht tegen alleen de terugvordering. De rechtbank had ook de intrekking moeten beoordelen.
Die beroepsgrond slaagt niet. Uit zowel het pro forma beroepschrift als de aanvullende gronden van beroep blijkt dat de gronden alleen zien op de terugvordering. De rechtbank heeft dit gemachtigde ter zitting ook voorgehouden, waarna de gemachtigde heeft bevestigd dat het beroep niet gericht is tegen de intrekking, maar tegen de terugvordering. De rechtbank heeft dat ook vastgesteld in de aangevallen uitspraak. Appellant stelt wel dat er ter zitting van de rechtbank ook inhoudelijk gesproken is over de intrekking, maar de zittingsaantekeningen geven daarvan geen blijk. Dit betekent dat de rechtbank de omvang van het geding op een juiste manier heeft vastgesteld.
Nu de in hoger beroep aangevoerde beroepsgrond niet slaagt, zal de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat dan geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) P.Y.M. Liu (getekend) W.F. Claessens