ECLI:NL:CRVB:2019:3228

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
18/4214 ZVW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake bestuursrechtelijke premie door CAK

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 22 juni 2018. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK, waarin haar werd meegedeeld dat zij als wanbetaler was aangemeld en dat zij een bestuursrechtelijke premie verschuldigd was. Het CAK had het bezwaar van appellante echter niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank volgde dit oordeel en verklaarde het beroep van appellante eveneens niet-ontvankelijk.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter anders. De Raad stelde vast dat het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk was verklaard, maar dat appellante nog steeds belang had bij een rechterlijke beoordeling van haar bezwaar. Dit leidde tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak vernietigd moest worden. De Raad beoordeelde het beroep tegen het bestreden besluit en kwam tot de conclusie dat het CAK het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk had verklaard, maar op andere gronden dan de rechtbank had gedaan. De Raad verwees naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht die bepalen dat tegen een besluit over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie geen bezwaar kan worden gemaakt.

De Raad verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond en veroordeelde het CAK in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 1.024,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 22 juni 2018, 17/418 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CAK

Datum uitspraak: 25 september 2019
Zitting hebben: L.M. Tobé als voorzitter en J. Brand en A. van Gijzen als leden
Griffier: M. Graveland
Ter zitting is namens appellante mr. R.G.P. Voragen verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 27 januari 2017 ongegrond;
  • veroordeelt CAK in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van
€ 1.024,-;
- bepaalt dat CAK aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 126,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Bij besluit van 10 augustus 2010 heeft CAK aan appellante meegedeeld dat zij door haar zorgverzekeraar als wanbetaler in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw) is aangemeld en dat zij daarom vanaf augustus 2010 een bestuursrechtelijke premie verschuldigd is. Appellante heeft dit besluit veel later ontvangen en daartegen vervolgens bezwaar gemaakt.
2. Bij besluit van 28 december 2016 heeft CAK het besluit van 10 augustus 2010 ingetrokken. Dit besluit is per abuis niet naar de gemachtigde van appellante verzonden.
3. Bij besluit van 27 januari 2017 (bestreden besluit) heeft CAK het bezwaar van appellante tegen het besluit van 10 augustus 2010 wegens het ontbreken van procesbelang
niet-ontvankelijk verklaard.
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen richt zich het hoger beroep van appellante.
5. De Raad volgt de rechtbank niet in haar oordeel dat appellante geen procesbelang meer had bij een beoordeling van haar beroep. Het bezwaar van appellante is bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard en een belang bij een rechterlijke beoordeling hiervan kan appellante niet worden ontzegd.
6. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit beoordelen.
7. CAK heeft het besluit van 28 december 2016 niet aan de gemachtigde van appellante bekend gemaakt. Daarom is het besluit van 28 december 2016 niet in werking getreden en had appellante ten tijde van het bestreden besluit nog steeds belang bij een beoordeling van haar bezwaar.
8. Dit neemt niet weg dat CAK het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, zij het op andere gronden. Immers, tegen een besluit over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie kan geen bezwaar worden gemaakt. Dit volgt uit artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met de artikel 7:1 van de Awb, en artikel 1 van bijlage 2 (Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak) bij de Awb.
9. Uit wat onder 7 en 8 is overwogen volgt dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond moet worden verklaard.
10. Er bestaat aanleiding CAK te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.024,-.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) M. Graveland (getekend) L.M. Tobé
sg