ECLI:NL:CRVB:2019:3226

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
17/5225 WLZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indicatie voor zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding en verzorging

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het CIZ. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 oktober 2015, waarin het CIZ had bepaald dat zij niet in aanmerking kwam voor een zorgprofiel op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). De rechtbank had het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. Tijdens de procedure bleek dat appellante inmiddels een indicatie had gekregen voor het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding en verzorging, maar de Raad oordeelde dat dit niet in de weg stond aan het procesbelang van appellante voor de periode van 23 oktober 2015 tot 30 november 2018.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante in deze periode niet zonder hulp kon functioneren, en dat de uitkomst van de procedure voor haar van feitelijk belang kon zijn. De Raad heeft de medische rapporten van orthopedagoog Agarbi en medisch adviseur Piscaer in overweging genomen, die aantoonden dat appellante recht had op de gevraagde indicatie. De Raad heeft het hoger beroep van appellante gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en bepaald dat appellante voor de periode van 23 oktober 2015 tot 30 november 2018 recht heeft op de indicatie voor het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding en verzorging.

Daarnaast heeft de Raad het verzoek van appellante om schadevergoeding afgewezen, omdat niet vaststond dat zij schade had geleden. CIZ is veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.878,30. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

17.5225 WLZ-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2017, 16/3238 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

Datum uitspraak: 2 oktober 2019
Zitting hebben: L.M. Tobé als voorzitter en N.R. Docter en W.J.A.M. van Brussel als leden
Griffier: B.V.K. de Louw
Ter zitting zijn verschenen: mr. L.M.R. Kater en mr. J.E. Koedood namens CIZ

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 1 juni 2016 en herroept het besluit van 23 oktober 2015 voor zover daar geen indicatie voor een zorgprofiel is verleend;
  • bepaalt dat aan appellante voor de periode van 23 oktober 2015 tot 30 november 2018 ingevolge het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz) een indicatie wordt verleend voor het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
  • veroordeelt CIZ in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.878,30;
  • bepaalt dat CIZ aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 170,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij besluit van 23 oktober 2015 heeft CIZ bepaald dat appellante niet in aanmerking komt voor een zorgprofiel op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wlz, maar dat zij voor de periode van 23 oktober 2015 tot en met 22 juni 2016 wel in aanmerking komt voor Behandeling individueel. Het hiertegen gemaakte bezwaar heeft CIZ bij besluit van
1 juni 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertegen richt zich het hoger beroep van appellante.
2. Appellante heeft inmiddels met ingang van 30 november 2018 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wlz een indicatie voor het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging. Dit staat er niet aan in de weg dat zij nog procesbelang heeft bij een beoordeling van het onderhavige hoger beroep dat betrekking heeft op de periode vanaf 23 oktober 2015. Gelet op haar beperkingen is duidelijk dat appellante in deze periode niet zonder hulp kon. Daarom is aannemelijk dat de uitkomst van deze procedure voor haar nog feitelijk betekenis kan hebben.
3. Aan de per 30 november 2018 verleende Wlz-indicatie liggen het rapport van orthopedagoog Agarbi van 30 september 2018 en de daarop gevolgde adviezen van medisch adviseur Piscaer van CIZ van 13 november 2018 en 27 november 2018 ten grondslag. Dat het rapport van Agarbi, die door appellante ook in de onderhavige procedure is ingebracht, ten tijde van het bestreden besluit nog niet bekend was doet er niet aan af dat deze informatie in deze procedure als bewijsmiddel kan gelden. De Raad verwijst hierbij naar zijn uitspraak van 18 december 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2934.
4. Met het rapport van Agarbi en de daarop gevolgde medische adviezen van Piscaer is aannemelijk geworden dat appellante ook in de periode van 23 oktober 2015 tot
30 november 2018 al voldeed aan het bepaalde in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz. Nu appellante op basis van de informatie van Agarbi en Piscaer per
30 november 2018 een Wlz-indicatie heeft voor het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging en deze indicatie door appellante niet is bestreden, heeft appellante ook in de periode van 23 oktober 2015 tot 30 november 2018 recht op deze indicatie.
5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellante slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren en zelf in de zaak voorzien door het besluit van 23 oktober 2015 te herroepen voor zover daar geen indicatie voor een zorgprofiel is verleend en aan appellante over de periode van 23 oktober 2015 tot 30 november 2018 een indicatie te verlenen voor het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging.
6. Het verzoek van appellante om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat nu nog niet vaststaat dat zij schade heeft geleden. Appellante zal zich tot het zorgkantoor moeten wenden voor realisering van de verleende zorg. Pas als mocht blijken dat het zorgkantoor daartoe niet overgaat kan zij CIZ verzoeken om haar schade te vergoeden.
7. Er is aanleiding om CIZ te veroordelen in de kosten van appellante. Deze worden begroot op een bedrag van € 2.048,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand (€ 512,- in bezwaar, € 1.024,- in beroep en € 512,- in hoger beroep) en een bedrag van € 830,30 voor de kosten van het in hoger beroep ingebrachte deskundigenrapport, totaal derhalve € 2.878,30.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) B.V.K. de Louw (getekend) L.M. Tobé
sg