ECLI:NL:CRVB:2019:3196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de weigering van WIA- en ZW-uitkering na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die als schoenreparateur werkzaam was en op 28 oktober 2013 uitviel wegens fysieke en psychische klachten. De Raad bevestigt dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek heeft ingesteld en dat de medische grondslag voor de weigering van de WIA-uitkering deugdelijk is. Appellant had gesteld dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen, maar de Raad oordeelt dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende informatie hebben verzameld en dat de beperkingen correct zijn vastgesteld. De rechtbank Midden-Nederland had eerder geoordeeld dat er geen aanleiding was om voor appellant meer beperkingen aan te nemen, en deze conclusie wordt door de Raad onderschreven.
Daarnaast is er ook een beroep gedaan op de Ziektewet (ZW) na een ziekmelding op 3 februari 2016, terwijl appellant een WW-uitkering ontving. Het Uwv had geweigerd om een ZW-uitkering toe te kennen, omdat appellant geschikt werd geacht voor een van de functies die aan hem waren voorgehouden in het kader van de WIA-beoordeling. De Raad bevestigt ook deze beslissing, omdat de belastbaarheid van appellant niet was gewijzigd ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellant een ZW-uitkering toe te kennen, en bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank.