Uitspraak
18.1914 PW-PV
BESLISSING
30 januari 2017 blijkt dat appellant heeft verklaard dat hij drie à vier keer in de week, acht tot tien uur per keer, vrijwilligerswerk doet bij een vriend in [plaatsnaam]. Hij helpt hem met zijn werkzaamheden als poetser. Appellant krijgt daar geen vergoeding voor.
10 augustus 2017 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellanten over de zeven maanden, waarin de autotransacties hebben plaatsgevonden ingetrokken, omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Verder heeft het college de bijstand van appellanten herzien van 1 maart 2016 tot 22 februari 2017, wegens niet gemelde op geld waardeerbare werkzaamheden in de autogarage; die zijn niet aan te merken als vrijwilligerswerk. Het college heeft bij de vaststelling van het recht op bijstand rekening gehouden met (fictieve) inkomsten, gebaseerd op het netto minimumloon, voor werkzaamheden in het garagebedrijf gedurende drie dagen per week, acht uur per dag. Het college heeft van appellanten € 18.995,01 (bruto) en € 1.283,94 (netto) teruggevorderd.