In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een ambtenaar die in dienst was van de gemeente Westerwolde en die beschuldigd werd van ernstig plichtsverzuim. De ambtenaar had zich onprofessioneel en ongepast gedragen ten opzichte van drie vrouwelijke collega’s, wat leidde tot klachten bij de Landelijke Klachtencommissie. Het college van burgemeester en wethouders van Westerwolde heeft daarop disciplinaire maatregelen genomen, waaronder schorsingen en onvoorwaardelijk ontslag.
De Raad oordeelde dat de opgelegde maatregelen terecht waren, gezien de ernst van de verweten gedragingen. De ambtenaar had zich schuldig gemaakt aan seksueel intimiderend gedrag, wat niet alleen invloed had op zijn functie, maar ook op zijn functioneren als ambtenaar in het algemeen. De Raad verwierp de argumenten van de ambtenaar dat de gedragingen onvoldoende ernstig waren en dat hij niet gehoord was in de procedure. De Raad concludeerde dat de schorsingen en het ontslag gerechtvaardigd waren en dat de rechtbank ten onrechte de schorsing en het ontslag uit de functie van [functie 2] had vernietigd. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de beroepen werden ongegrond verklaard.