ECLI:NL:CRVB:2019:3125
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en herziening van besluit op basis van nieuw gebleken feiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante ontving sinds 4 juni 2012 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en had een relatie met een persoon die een uitkering ontving op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG). Het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg had op 31 maart 2015 een bedrag van € 100,00 per maand op de bijstand van appellante in mindering gebracht, omdat zij een onderhoudsbijdrage ontving voor haar kind. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. In latere besluiten werd de bijstand van appellante verder ingetrokken en teruggevorderd.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er nieuwe feiten zijn die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd die relevant zijn voor de herziening van het besluit. De Raad heeft vastgesteld dat de door appellante ingebrachte informatie, zoals bankafschriften en een alimentatieberekening, niet als nieuw feit kan worden aangemerkt, omdat deze informatie al eerder had kunnen worden aangevoerd. De Raad heeft het verzoek van appellante om terug te komen op het besluit van 31 maart 2015 afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak is gedaan door J.L. Boxum, met L. Hagendijk als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2019. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.