Uitspraak
BESLISSING
WGA-uitkering met ingang van 12 juni 2016 wordt beëindigd, omdat rekening gehouden dient te worden met een nieuwe uitlooptermijn.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant, die op 26 januari 2010 uitviel als productiemedewerker. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant een WGA-uitkering toe vanaf 24 januari 2012, maar beëindigde deze per 15 november 2015, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant ging in bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond en beëindigde de uitkering per 12 juni 2016. Appellant verzocht om vergoeding van kosten voor rapporten van Instituut Psychosofia, maar het Uwv weigerde dit.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat de rechtbank niet medisch deskundig was en dat zijn procesrecht was geschonden door het ontbreken van een onafhankelijke deskundige. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen schending was van het beginsel van 'equality of arms', omdat appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen met medische stukken. De Raad bevestigde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie van het Uwv juist was.
De Raad oordeelde verder dat de kosten voor de rapporten van Instituut Psychosofia niet voor vergoeding in aanmerking komen, en dat de hoger beroepen van appellant niet slagen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.