ECLI:NL:CRVB:2019:3085

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
18-3331 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening bijstandsverlening op basis van gegevens uit Suwinet en looninformatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2018. De zaak betreft de herziening van de bijstandsverlening aan appellante over de periode van 1 juli 2016 tot en met 30 september 2016. Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg heeft de bijstand herzien op basis van gegevens van de Belastingdienst, verkregen via Suwinet, en looninformatie van twee werkgevers. Deze gegevens gaven aan dat appellante inkomsten had genoten die zij niet had opgegeven.

Appellante betwistte dat zij werkzaamheden had verricht voor werkgever X en stelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij deze werkgever had gewerkt, omdat er geen salarisspecificaties beschikbaar waren. De Centrale Raad oordeelde echter dat het college in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de gegevens in Suwinet, die zijn gebaseerd op de verplichte opgave van de werkgever. De Raad concludeerde dat de gegevens in Suwinet overeenkwamen met de looninformatie die het college had opgevraagd bij de werkgever.

De Raad oordeelde verder dat appellante geen bewijs had geleverd voor haar stelling dat de werkgever misbruik had gemaakt van haar persoonsgegevens. De gegevens uit Suwinet en de looninformatie maakten aannemelijk dat appellante in de beoordelingsperiode werkzaamheden had verricht en daaruit inkomsten had genoten. Aangezien appellante deze inkomsten niet had gemeld, had zij haar inlichtingenverplichting geschonden. Daarom bevestigde de Centrale Raad de beslissing van het college om de bijstand te herzien. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

18.3331 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2018, 17/6251 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (Zwitserland) (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg (college)
Datum uitspraak: 17 september 2019
Zitting hebben: G.M.G. Hink als voorzitter en E.C.G. Okhuizen en P.J. Huisman als leden
Griffier: P.Y.M. Liu
Namens appellante is mr. S. Guman, advocaat, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door P. Bos en J.M. van Buuren.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het college heeft de bijstand van appellante over de periode van 1 juli 2016 tot en met
30 september 2016 (te beoordelen periode) herzien, omdat uit gegevens van de Belastingdienst (via Suwinet) en uit de looninformatie van twee werkgevers bleek dat appellante over die periode inkomsten heeft genoten die zij niet heeft opgegeven.
Appellante heeft gesteld dat zij geen werkzaamheden voor werkgever [X.] (werkgever) heeft verricht en heeft aangevoerd dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij deze werkgever werkzaamheden heeft verricht, omdat geen salarisspecificaties voorhanden zijn. Deze grond slaagt niet.
Anders dan appellante heeft aangevoerd mag het college in beginsel uitgaan van de juistheid van gegevens over verloonde arbeid opgenomen in Suwinet. Deze gegevens berusten immers op de verplichte opgave van de werkgever. De in Suwinet opgegeven gegevens duiden erop dat appellante in de te beoordelen periode bij de werkgever inkomsten uit arbeid heeft genoten. De gegevens in Suwinet komen ook overeen met de door het college bij de werkgever opgevraagde looninformatie. De enkele stelling dat de werkgever niet aan zijn wettelijke verplichting heeft voldaan om salarisspecificaties op te maken - wat daar ook van zij - betekent niet dat de door de werkgever aan het college verstrekte informatie onjuist zou zijn. Daarbij komt dat appellante bij de rechtbank heeft verklaard bij deze werkgever te hebben gesolliciteerd en een paar dagen te hebben meegelopen. Voor de stelling dat sprake is van een situatie waarin de werkgever misbruik zou hebben gemaakt van de persoonsgegevens van appellante, heeft appellante geen begin van bewijs geleverd.
Het college heeft met de gegevens uit Suwinet en de looninformatie van de werkgever aannemelijk gemaakt dat appellante in de te beoordelen periode werkzaamheden heeft verricht en daaruit inkomsten heeft genoten. Appellante heeft geen melding gemaakt van deze inkomsten en heeft daardoor de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden. Het college was dan ook gehouden de bijstand in de te beoordelen periode te herzien.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) P.Y.M. Liu (getekend) G.M.G. Hink