ECLI:NL:CRVB:2019:3075
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van besluit WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om terug te komen van een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn WIA-uitkering stopzette. Appellant had een WGA-uitkering ontvangen, maar deze werd per 1 juni 2013 stopgezet omdat hij niet op een evaluatiegesprek was verschenen en niet had gereageerd op verzoeken van het Uwv. Appellant verzocht in 2015 om terug te komen van dit besluit, maar het Uwv wees dit verzoek af, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep handhaafde appellant zijn stellingen dat hij door zijn geestelijke toestand niet in staat was om aan de controlevoorschriften te voldoen en dat hij de brieven van het Uwv niet had ontvangen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank geen procedurele fouten had gemaakt en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.