ECLI:NL:CRVB:2019:3068
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van besluit inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 28 november 2017 het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had op 20 april 2017 besloten niet terug te komen van een eerder besluit van 20 november 1989, waarin de WAO-uitkering van appellant was hersteld. Appellant stelde dat er nieuwe feiten waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien, maar de rechtbank oordeelde dat deze feiten al bekend waren ten tijde van het eerdere besluit en dat appellant deze niet eerder had kunnen aanvoeren.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 september 2019 de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden. Appellant had in zijn verzoek van 6 april 2017 geen nieuwe informatie aangedragen die niet al eerder in de procedure naar voren was gebracht. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit niet evident onredelijk was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van nieuwe feiten of omstandigheden bij verzoeken om herziening van eerdere besluiten en bevestigt de rechtszekerheid van eerdere beslissingen van bestuursorganen.