ECLI:NL:CRVB:2019:3035
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker op 25 april 2019 een verzoek tot herziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Raad van 19 juli 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:2270) waarin de uitspraak van de rechtbank Overijssel werd bevestigd. Verzoeker had in 2017 een formulier ingediend bij het Uwv waarin hij aangaf meer hulp nodig te hebben, wat door het Uwv werd opgevat als een verzoek om verhoging van zijn WAO-uitkering. Het Uwv concludeerde echter dat er geen sprake was van een blijvende toestand van hulpbehoevendheid die geregeld oppassing en verzorging nodig maakt, en dit werd bevestigd door de rechtbank Overijssel.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat voor herziening van een onherroepelijke uitspraak, zoals in dit geval, aan strikte voorwaarden moet worden voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat in het verzoek om herziening en de aanvullende brieven van verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die aan de voorwaarden voor herziening voldoen. De Raad heeft ook aangegeven dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak, maar enkel voor het naar voren brengen van nieuwe feitelijke gegevens.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening afgewezen, met de conclusie dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier P. Boer, en is openbaar uitgesproken op 18 september 2019.