Uitspraak
18.3508 PW
mr. J.A. Karreman.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 23 februari 2017 een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend, maar had onvoldoende duidelijkheid verschaft over zijn feitelijke verblijfplaatsen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de aanvraag afgewezen en het verstrekte voorschot teruggevorderd, omdat de appellant niet voldeed aan de inlichtingenverplichting. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad vastgesteld dat de appellant de vereiste formulieren niet volledig had ingevuld en geen nadere informatie had verstrekt over zijn verblijfplaatsen, ondanks verzoeken van het college. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat het college recht heeft om bijstand te weigeren indien de aanvrager niet aan zijn verplichtingen voldoet. De Raad oordeelde dat de beroepsgrond van de appellant, dat het college de betaling van de bijstand had moeten opschorten, niet opging, omdat er geen discrepantie was tussen de opgegeven adressen en de basisregistratie.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 september 2019.