ECLI:NL:CRVB:2019:2971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake ambtenarenrecht en ontslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad. Verzoeker, die tot 1 juli 2001 werkzaam was als ambtenaar, verzocht om herziening van de uitspraak van 22 april 2010, waarin zijn ontslag werd gehandhaafd. Het verzoek om herziening werd ingediend op 28 maart 2019, meer dan vier jaar na de bekendwording van de feiten die verzoeker als nieuw feit aanvoerde. De Raad oordeelde dat het verzoek onredelijk laat was ingediend, aangezien het verzoek meer dan een jaar na de bekendwording van de nieuwe feiten was ingediend. De Raad verwees naar artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een verzoek om herziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard als het onredelijk laat is ingediend. De Raad kwam tot de conclusie dat het verzoek niet-ontvankelijk moest worden verklaard, zonder in te gaan op de inhoud van de nieuwe feiten die verzoeker aanvoerde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H. Lagas als voorzitter en H. Benek en J.C.F. Talman als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.