ECLI:NL:CRVB:2019:290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening verhuis- en inrichtingskosten op basis van medische geschiktheid woning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die lijdt aan rug- en longklachten, had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat de appellant niet was verhuisd naar de meest geschikte woning voor zijn beperkingen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 22 januari 2016 was verhuisd naar een nieuwe woning, maar dat deze woning niet voldeed aan zijn medische behoeften, aangezien hij een trap moest op om de woning te betreden, wat problematisch was gezien zijn rugklachten. De Raad oordeelde dat het college terecht had gesteld dat de appellant niet schriftelijk toestemming had gevraagd voor de verhuizing, wat volgens de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015 noodzakelijk was voor het verkrijgen van een woonvoorziening. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door het college terecht was en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt het belang van de eigen verantwoordelijkheid van de appellant in het proces van het aanvragen van voorzieningen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.