ECLI:NL:CRVB:2019:2849
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onvoorwaardelijk strafontslag wegens plichtsverzuim van ambtenaar met betrekking tot privégebruik van dienstauto en andere gedragingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin een ambtenaar onvoorwaardelijk strafontslag is opgelegd wegens plichtsverzuim. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan. De appellant, die sinds 1 november 2004 werkzaam was bij een overheidsorganisatie, heeft in juni 2015 een onderzoek naar zijn plichtsverzuim ondergaan. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hem op basis van verschillende gedragingen, waaronder het privégebruik van een dienstauto, slordig declareren van parkeerkosten, en het niet tijdig inleveren van gegevensdragers, onvoorwaardelijk ontslag verleend. De Raad heeft vastgesteld dat hoewel de minister geen plichtsverzuim aanneemt voor de meeste gedragingen, het privégebruik van de dienstauto wel degelijk als plichtsverzuim wordt aangemerkt. De Raad oordeelt dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig is aan de ernst van het plichtsverzuim, gezien de hoge eisen van integriteit en verantwoordelijkheid die aan ambtenaren worden gesteld. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van de appellant is afgewezen.