ECLI:NL:CRVB:2019:2834
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ziekengeld en benadelingshandeling in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een geschil tussen appellante, een B.V., en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van ziekengeld aan betrokkene, die als medewerker in dienst was van appellante. Betrokkene had zich op 14 april 2014 ziek gemeld en haar arbeidsovereenkomst werd op 1 april 2015 ontbonden. Het Uwv had eerder besloten dat betrokkene onterecht een beroep deed op de Ziektewet (ZW) en had een korting op het ziekengeld opgelegd wegens fictief inkomen. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank buiten de omvang van het geding was getreden. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had onderbouwd dat de aangeboden arbeid passend was en dat de korting op het ziekengeld terecht was toegepast. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van appellante tegen het besluit van 15 februari 2017 werd niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep van betrokkene tegen het besluit van 6 juni 2017 werd ongegrond verklaard. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.