ECLI:NL:CRVB:2019:2831

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
18/1033 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening ouderdomspensioen op basis van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het ouderdomspensioen van appellanten, die ten tijde van belang met elkaar gehuwd waren. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had het ouderdomspensioen van appellanten herzien naar dat van een gehuwde pensioengerechtigde, omdat uit onderzoek was gebleken dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank Noord-Holland had eerder de beroepen van appellanten tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de feiten en omstandigheden niet ondubbelzinnig wezen op duurzaam gescheiden leven. De rechtbank wees op de financiële bijdrage die appellant aan appellante betaalde, het niet-zakelijke contact tussen hen, en het feit dat zij elkaar verzorgden bij ziekte. De rechtbank concludeerde dat het huwelijk van appellanten, ongeacht de financiële redenen daarvoor, een zekere mate van onderlinge zorg impliceert.

In hoger beroep handhaafden appellanten hun standpunt dat er wel degelijk sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Raad onderschreef echter het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die aan dat oordeel ten grondslag lagen. De Raad oordeelde dat de aanvullende argumenten van appellanten in hoger beroep geen aanleiding gaven om de eerdere uitspraak te vernietigen. De Svb had terecht de herziening van het pensioen doorgevoerd, en de bijdrage van appellant aan appellante werd aangemerkt als een tegemoetkoming in de kosten van het huishouden. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

18.1033 AOW-PV, 18/1034 AOW-PV

Datum uitspraak: 8 augustus 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 9 januari 2018, 17/1549 en 17/1551 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant) en [appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: J.J.T. van den Corput
Griffier: M. Graveland
Appellant is ter zitting verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellanten waren ten tijde hier van belang met elkaar gehuwd. Zij ontvingen laatstelijk een ouderdomspensioen voor een ongehuwde op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) omdat de Svb ervan uitging dat bij appellanten sprake was van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. Bij besluiten van 5 oktober 2016, in stand gelaten bij beslissingen op bezwaar van 20 maart 2017 (bestreden besluiten), heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellanten vanaf oktober 2016 herzien naar een ouderdomspensioen voor een gehuwde. De Svb is hiertoe overgegaan nadat uit onderzoek is gebleken dat in de situatie van appellanten geen sprake was van duurzaam gescheiden leven.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hierbij onder verwijzing naar de vaste rechtspraak (uitspraak van 13 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:172), geoordeeld dat uit de feiten en omstandigheden niet ondubbelzinnig blijkt dat van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken, in die zin dat ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt alsof hij niet met de ander is gehuwd. De rechtbank acht daarbij met de Svb van belang dat appellant maandelijks een bijdrage aan appellante betaalt om het hoofd financieel boven water te kunnen houden, dat appellanten een periodiek niet-zakelijk contact met elkaar hebben, dat zij een sleutel van elkaars woning hebben en dat zij elkaar verzorgen bij ziekte. Dat appellanten menen dat ook gescheiden mensen alimentatie betalen en dat ook kennissen/familieleden elkaars sleutel hebben en elkaar bij ziekte verzorgen maakt volgens de rechtbank niet dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. De situatie van appellanten onderscheidt zich van die situaties doordat appellanten met elkaar zijn gehuwd. Dat de reden voor het huwelijk puur financieel is geweest, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank is met de Svb van oordeel dat het feit dat een scheiding een enorme fiscale aanslag mee zou brengen en appellanten om die reden opnieuw met elkaar in het huwelijk zijn getreden, op zichzelf reeds wijst op een zekere mate van onderlinge zorg. Verder heeft de rechtbank over de stelling dat de Svb onvoldoende heeft gemotiveerd wat het onderscheid is tussen de periode augustus 2012 tot en met september 2016 en de periode vanaf oktober 2016 overwogen dat de Svb bevoegd is om terug te komen op een onjuiste beslissing en dat de Svb daar in het heronderzoek terecht aanleiding toe heeft gezien.
3. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij handhaven hun standpunt dat volgens hen wel sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven.
4. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen over de gronden van het beroep waarop dat oordeel berust en verwijst daarnaar. Wat appellanten aanvullend in hoger beroep hebben aangevoerd, biedt geen aanknopingspunten om tot een vernietiging van de aangevallen uitspraak te komen. De Raad is met de Svb van oordeel dat, gelet op wat appellanten in bezwaar hebben verklaard, geen aanleiding bestaat om de bijdrage van € 100,- per maand die appellant aan appellante betaalt niet aan te merken als een tegemoetkoming in de kosten van het huishouden. Ook overigens kan uit wat appellanten hebben aangevoerd niet worden geconcludeerd dat in hun situatie sprake is van duurzaam gescheiden leven.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M. Graveland (getekend) J.J.T. van den Corput
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.
sg