ECLI:NL:CRVB:2019:2830
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening ouderdomspensioen op basis van duurzaam gescheiden leven
In deze zaak gaat het om de herziening van het ouderdomspensioen van appellanten door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellanten, die ten tijde van belang met elkaar gehuwd waren, ontvingen een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een ongehuwde pensioengerechtigde. De Svb heeft echter vastgesteld dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, zoals vereist voor het ontvangen van een ongehuwd pensioen. Dit besluit is genomen na een onderzoek naar de leefsituatie van appellanten, waaruit bleek dat zij niet leefden als ware zij niet met elkaar gehuwd.
De rechtbank Rotterdam heeft de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de Svb terecht tot de conclusie was gekomen dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Appellanten hebben in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat zij wel degelijk duurzaam gescheiden leven, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de eerdere uitspraken. De Raad concludeert dat uit de verklaringen van appellanten niet blijkt dat zij niet aan hun eerdere verklaringen tegenover de Svb kunnen worden gehouden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Partijen kunnen binnen zes weken na de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.