ECLI:NL:CRVB:2019:2668

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2019
Publicatiedatum
8 augustus 2019
Zaaknummer
17/6729 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland inzake de Wet langdurige zorg

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het besluit van het CAK om het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit ongegrond te verklaren, werd bevestigd. Dit eerdere besluit betrof de eigen bijdrage voor zorgkosten onder de Wet langdurige zorg (Wlz) over de periode van 11 augustus 2015 tot 27 oktober 2015. De rechtbank oordeelde dat het CAK terecht was uitgegaan van de gegevens die door de zorgaanbieder en het zorgkantoor waren verstrekt, en dat appellante niet had aangetoond dat zij in de genoemde periode geen zorg had ontvangen.

Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en volstaan met een verwijzing naar deze overwegingen. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij in bewijsnood verkeerde en dat haar stellingen niet tot een ander oordeel konden leiden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter J. Brand en leden D.S. de Vries en N.R. Docter, in aanwezigheid van griffier R.H. Koopman. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 augustus 2019.

Uitspraak

17.6729 WLZ

Datum uitspraak: 7 augustus 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
30 augustus 2017, 17/1070 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CAK

PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.R. Boer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Boer en [naam 2]
.CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door
M. Knoester.

OVERWEGINGEN

1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 12 januari 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft CAK het bezwaar van appellante tegen het besluit van 18 mei 2016 ongegrond verklaard. Volgens het CAK bestaat er geen aanleiding tot herziening van de eigen bijdrage voor de kosten van zorg uit hoofde van de Wet langdurige zorg (Wlz) over de periode van 11 augustus 2015 tot
27 oktober 2015.
2. De rechtbank heeft, onder meer, overwogen dat uit het wettelijk systeem volgt dat CAK in beginsel mag uitgaan van de gegevens die de zorgaanbieder en het zorgkantoor over de verleende zorg verstrekken. CAK heeft in dit geval mogen uitgaan van de juistheid van de aangeleverde gegevens van Cordaan en is terecht uitgegaan van 27 oktober 2015 als einddatum van de zorg. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat appellante tegenover de verklaringen van [naam 1] , [functie] bij [instelling 1] , niet met bewijsstukken heeft onderbouwd dat zij tussen 11 augustus en 27 oktober 2015 in het geheel geen zorg heeft ontvangen. Daarbij komt dat appellante tot 5 september 2015 gebruik heeft mogen maken van een tijdelijke noodplaatsing op een andere locatie van Cordaan. Zij heeft er echter zelf voor gekozen om in plaats daarvan te overnachten bij [instelling 2] .
3. Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en verwezen naar hetgeen in bezwaar en beroep naar voren is gebracht. Zij heeft herhaald dat de gegevens waarvan CAK uitgaat onjuist zijn. Zij heeft niet de mogelijkheid om aan te tonen dat zij in de periode van
11 augustus 2015 tot 27 oktober 2015 geen zorg heeft ontvangen van [instelling 1] .
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellante heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. De Raad voegt hier nog aan toe dat de stelling van appellante dat zij in bewijsnood verkeert niet tot een ander oordeel leidt, reeds omdat niet is kunnen blijken dat zij op deugdelijke wijze heeft geprobeerd omtrent de al dan niet geleverde zorg zelf contact op te nemen met [instelling 1] .
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en D.S. de Vries en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2019.
(getekend) J. Brand
(getekend) R.H. Koopman

JL