ECLI:NL:CRVB:2019:2661
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen kinderbijslagbesluiten en de opgelegde boete
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Küçükünal, had bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring door de Sociale verzekeringsbank (Svb) van haar bezwaar tegen drie primaire besluiten over kinderbijslag. De Svb had vastgesteld dat appellante te veel kinderbijslag had ontvangen en had haar een boete opgelegd wegens het niet tijdig melden van de gewijzigde verblijfplaats van haar kinderen.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bezwaar van appellante tegen de primaire besluiten te laat was ingediend en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Centrale Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat appellante onvoldoende had onderbouwd dat er dringende redenen waren om van terugvordering van de te veel betaalde kinderbijslag af te zien. De Raad benadrukte dat appellante haar inlichtingenplicht had geschonden door niet tijdig te melden dat haar kinderen niet meer bij haar woonden, wat leidde tot de opgelegde boete.
De Raad concludeerde dat de Svb de boete op juiste wijze had vastgesteld en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de Svb hadden moeten nopen om de gedraging van appellante minder verwijtbaar te achten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.