ECLI:NL:CRVB:2019:2608
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Medeterugvordering bijstand na niet-gemelde gezamenlijke huishouding en rechtszekerheidsbeginsel
Op 6 augustus 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het college was toegestaan om bijstand van B terug te vorderen. B had een gezamenlijke huishouding gevoerd met appellant, wat niet was gemeld aan het college. De Raad heeft vastgesteld dat appellant en B in de periode van 14 juni 2014 tot 20 juni 2016 hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en dat er sprake was van wederzijdse zorg, wat de conclusie ondersteunt dat er een gezamenlijke huishouding was. Appellant voerde aan dat de zorg tussen hen incidenteel was en voortkwam uit zakelijke afspraken, maar de Raad oordeelde dat de zorg verder ging dan dat en dat appellant verantwoordelijk was voor de kosten van bijstand die aan B waren verleend. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de kosten van bijstand terug te vorderen van appellant, omdat B haar inlichtingenverplichting had geschonden. De beroepsgrond van appellant dat het college in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel had gehandeld, werd verworpen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.