Uitspraak
18.4365 PW, 18/5056 PW
OVERWEGINGEN
6:35 uur plaatsnam op de bestuurdersstoel van de zwarte Golf en dat appellante en X vervolgens wegrijden. Daarna is waargenomen dat appellante X afzet bij zijn werk. Op
19 februari 2016 is wederom waargenomen dat de auto van X in de vroege ochtend, om
05:55 uur, om de hoek bij het uitkeringsadres staat geparkeerd, dat het licht op de
eerste verdieping van de woning aanging, terwijl de woning daarvoor nog geheel donker was en dat appellante en X vervolgens samen met de auto vertrekken. Uit gegevens van de werkgever blijkt dat X circa tien minuten na vertrek in heeft geklokt bij zijn werkgever. Ten minste zeven keer is waargenomen dat X in de vroege ochtend de woning van appellante verliet dat het licht op de eerste verdieping van de woning aanging, terwijl woning daarvoor nog geheel donker was en dat appellante hem vanuit het uitkeringsadres met de zwarte Golf ergens heenbracht. Uit vergelijking met de gegevens van de werkgever met betrekking tot de inklok tijden staat vast dat appellante X op deze dagen naar zijn werk heeft gebracht. Ook is gebleken, na vergelijking met de gegevens van de werkgever, dat X ten minste vijf keer vanaf zijn werk direct naar de woning van appellante is gereden. Verder is waargenomen dat X ten minste zeven keer met een eigen sleutel de woning van appellante binnenging. Ten slotte is op meerdere dagen waargenomen dat X de woning van appellante verliet en vervolgens naar zijn werk vertrok. Ter zitting van de Raad heeft appellante verklaard dat X naar haar woning kwam voordat zij hem wegbracht naar zijn werk. Dit strookt echter niet met de waarnemingen. Daarnaast heeft appellante verklaard dat zij X bij hem thuis ophaalde voordat ze hem naar zijn werk bracht, dat X alleen bij haar op bezoek kwam ten behoeve van de kinderen, en dat zij X slechts een keer naar zijn werk heeft gebracht. Ook deze verklaringen komen niet overeen met de waarnemingen. De enkele verklaring van appellante dat X niet zijn hoofdverblijf had in de woning op het uitkeringsadres is in dit verband van onvoldoende betekenis om te twijfelen aan de bevindingen uit de waarnemingen. Dat geldt ook voor de ter zitting afgelegde verklaring van de dochter dat X maar een keer ’s nachts aanwezig was, nu deze niet overeenkomt met de waarnemingen.