Uitspraak
18.3817 AW
OVERWEGINGEN
december 2015 weer langzaam gaan re-integreren. In maart 2016 is zij opnieuw volledig uitgevallen.
1 september 2017 succesvol moet hebben afgerond. Ten slotte is vermeld dat, als dit gaandeweg het traject niet blijkt te gaan lukken en/of appellante niet de vereiste praktijkervaring opdoet, de staatssecretaris zich het recht voorbehoudt de tijdelijke aanstelling tussentijds te beëindigen.
5 juli 2016 een gesprek heeft gevoerd met haar leidinggevende, maar dat in dit gesprek de verlenging van haar tijdelijke aanstelling niet aan de orde is gekomen. Appellante heeft verder aangevoerd dat het verlengingsbesluit niet op de juiste wijze aan haar bekend is gemaakt, dat zij pas door de brief van 19 september 2016 van de verlenging op de hoogte is geraakt, dat dit betekent dat het verlengingsbesluit te laat is genomen en dat haar tijdelijke aanstelling per
1 juli 2016 tussen de leidinggevende en appellante voortvloeide uit een eerder gesprek dat appellante op 23 juni 2016 had gevoerd met het studiedecanaat. Het gesprek met het studiedecanaat ging over de voortgang van de studie van appellante en over de mogelijkheden om de studie af te ronden. Dit heeft geleid tot het advies van het decanaat om appellante de mogelijkheid te bieden om haar studie uiterlijk 31 augustus 2017 af te ronden. De leidinggevende heeft vervolgens in het gesprek van 1 juli 2017 het advies van het studiedecanaat aan appellante meegedeeld. Het bieden van de gelegenheid aan appellante om haar studie voor een periode van een jaar te vervolgen, teneinde deze studie te kunnen afmaken, is zodanig nauw verbonden met de rechtspositionele mogelijkheid daartoe, namelijk de verlenging van de aanstelling gedurende dezelfde periode, dat appellante op dat moment had moeten begrijpen dat haar aanstelling gedurende een jaar werd verlengd. Het besluit van