Uitspraak
17.4345 AW
10 mei 2017, 16/6370 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de tijdelijke aanstelling van appellant en de weigering om deze om te zetten in een vaste aanstelling. Appellant was sinds 1 februari 2014 tijdelijk aangesteld en had een proeftijd van maximaal twee jaar. Na een reorganisatie is hij per 1 januari 2015 op een andere locatie gaan werken. Op 31 oktober 2015 ontving hij een e-mail waarin stond dat zijn tijdelijke aanstelling per 31 januari 2016 zou eindigen, tenzij zijn manager besloot om hem een nieuwe aanstelling te geven. Appellant heeft echter op 5 januari 2016 laten weten geen gebruik te willen maken van een nieuwe tijdelijke aanstelling en heeft zijn bedrijfsmiddelen ingeleverd. Op 10 maart 2016 maakte hij bezwaar tegen de beëindiging van zijn aanstelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak. In hoger beroep betoogde appellant dat door het in gang zetten van de verlenging van zijn proeftijd een vast dienstverband was ontstaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat er geen sprake was van een stilzwijgende verlenging van de aanstelling en dat appellant niet aan de redelijke eisen en verwachtingen had voldaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beëindiging van het dienstverband terecht was.