ECLI:NL:CRVB:2019:2428
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van woonsituatie
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering van appellante door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellante ontving vanaf 1 april 2016 studiefinanciering op basis van de status van uitwonende studerende. Echter, na een huisbezoek op 21 oktober 2016 door controleurs in opdracht van de minister, werd vastgesteld dat appellante niet op het basisregistratiepersonen (brp)-adres woonde. De controleurs troffen geen persoonlijke spullen van appellante aan en de verklaring van appellante over haar woonsituatie werd als niet geloofwaardig beschouwd. De minister besloot daarop de studiefinanciering te herzien en een bedrag van € 1.447,46 terug te vorderen. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de bevindingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de minister terecht heeft gehandeld. De Raad oordeelde dat de bevindingen van het huisbezoek voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat appellante niet op het brp-adres woonde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de argumenten van appellante af, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek door de controleurs. De uitspraak werd gedaan op 17 juli 2019.