ECLI:NL:CRVB:2019:2363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake persoonsgebonden budget en terugvordering door gemeente
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een appellante die een persoonsgebonden budget (pgb) had ontvangen van het zorgkantoor voor zorg in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het college van burgemeester en wethouders van Westerwolde had het besluit van 23 maart 2012, waarin het pgb was vastgesteld, ingetrokken en het bedrag van € 6.651,84 teruggevorderd. Dit gebeurde op basis van de stelling dat appellante niet alle zorgovereenkomsten had verstrekt en dat de ingediende declaraties niet voldeden aan de voorwaarden.
Tijdens de zitting heeft het college zijn standpunt dat de verantwoording van het pgb voor het jaar 2013 onvolkomenheden bevat, niet langer gehandhaafd. De Raad heeft vastgesteld dat appellante het pgb voor 2013 volledig had besteed aan persoonlijke verzorging en begeleiding, en dat er geen verplichting was om de ophoging van het pgb aan het college te melden of te besteden aan huishoudelijke hulp. De Raad oordeelde dat het college niet bevoegd was om het besluit tot terugvordering in te trekken, en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden.
De Raad heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, het besluit van 10 maart 2016 vernietigd, en het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.072,- bedragen. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van zowel de zorgontvanger als het college in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de relevante verordeningen.