Uitspraak
18.5629 WW
OVERWEGINGEN
WW-uitkering.
WW-aanvraagformulier heeft aangevraagd en vraagt hij wanneer hij dit formulier ontvangt. Tijdens een contactmoment op 18 april 2016 geeft appellant opnieuw te kennen dat hij zijn aanvraagformulier nog niet heeft ontvangen en dat hij wil weten hoelang het nog duurt voordat hij dit zal ontvangen. In hetzelfde gesprek vraagt appellant wanneer het Uwv zal beslissen op zijn WW-aanvraag. In het volgende contactmoment, op 9 juni 2016, wordt appellant erop gewezen dat als hij nog een WW-aanvraag moet invullen, hij dit kan doen via werk.nl, waarbij appellant heeft gemeld dat hij geen geldige DigiD heeft maar dat hij dit gaat aanvragen. Het laatste contactmoment voor 28 november 2017 is op 22 mei 2017 geweest, waarbij appellant heeft gevraagd of hij met terugwerkende kracht een WW-uitkering kan ontvangen en hoe hij deze uitkering kan aanvragen. Uit deze gegevens blijkt niet dat appellant al eerder dan 28 november 2017 een aanvraag voor een WW-uitkering bij het Uwv heeft ingediend.
28 november 2017 een aanvraag voor een WW-uitkering heeft ingediend. De twee brieven van 16 februari 2016 en 29 maart 2016 die appellant in beroep heeft ingediend zijn niet ontvangen door het Uwv en zien hoe dan ook alleen op verzoeken om een
WW-uitkering van appellant niet tot uitbetaling kan komen omdat de aanvraag betrekking heeft op een periode die meer dan 26 weken voorafgaand aan de aanvraag is gelegen, tenzij sprake is van een bijzonder geval.