ECLI:NL:CRVB:2019:2298
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op bijstand voor gehuwden met verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op bijstand van appellanten, een gehuwd paar waarvan één partner in het buitenland verbleef. De Raad heeft eerder, op 14 februari 2017, een uitspraak gedaan die leidde tot een nieuw besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland. Dit college had in 2014 de bijstandsverlening aan appellanten opgeschort en later ingetrokken, omdat de appellant in Spanje gedetineerd was en de appellanten niet hadden gemeld dat hij naar het buitenland was vertrokken. De Raad oordeelde dat het college ten onrechte had aangenomen dat de bijstand op basis van de norm voor gehuwden moest worden ingetrokken, omdat de appellanten niet duurzaam gescheiden leefden. De Raad heeft het college opgedragen om opnieuw te beoordelen of appellante recht had op bijstand als alleenstaande, maar het college heeft geen informatie ontvangen van appellanten over de situatie van de appellant in de te beoordelen periode. Hierdoor kon het college niet vaststellen of appellante recht had op bijstand. De Raad heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is, omdat appellanten geen informatie hebben verstrekt die nodig was voor de beoordeling van hun recht op bijstand. De uitspraak van de Raad bevestigt dat het college terecht het bezwaar ongegrond heeft verklaard en dat er geen recht op bijstand was in de te beoordelen periode.