ECLI:NL:CRVB:2019:2287

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
17/6028 WLZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in zorgzaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had in haar uitspraak van 24 juli 2017, onder zaaknummer 16/399, de appellant niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De Raad heeft vastgesteld dat er geen procesbelang is, wat betekent dat de appellant geen reëel belang heeft bij de uitkomst van de procedure. Dit oordeel is gebaseerd op de vaste rechtspraak die stelt dat voor het aannemen van procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is, maar dat er ook daadwerkelijk een resultaat moet zijn dat voor de indiener van belang is.

De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, hoewel de appellant en zijn wettelijk vertegenwoordiger pijn hebben geleden door de besluitvorming van het CIZ, deze gevoelens niet leiden tot procesbelang. De kosten die in de privésfeer zijn gemaakt, kunnen onder de Wet langdurige zorg niet worden vergoed, wat ook bijdraagt aan het ontbreken van procesbelang. Hierdoor heeft de Raad niet de mogelijkheid om inhoudelijk op de aangevallen uitspraak in te gaan. De beslissing om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren is in het openbaar uitgesproken, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

17.6028 WLZ-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 juli 2017, 16/399 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

Datum uitspraak: 26 juni 2019
Zitting hebben: L.M. Tobé, voorzitter, en R.M. van Male en H. Benek, leden
Griffier: B. Dogan
Ter zitting zijn verschenen:
  • [naam wettelijk vertegenwoordiger], wettelijk vertegenwoordiger van appellant, bijgestaan door mr. J. Berkouwer, advocaat
  • mr. L.M.R. Kater en mr. J.E. Koedood namens CIZ

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
De vraag of sprake is van procesbelang moet ambtshalve worden beoordeeld. Voor het antwoord op deze vraag is volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 7 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3679) bepalend of het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
Hoewel invoelbaar is dat er pijn is geleden door de besluitvorming door CIZ en dat het bestreden besluit is ervaren als een weigering om te erkennen dat de moeder zeer omvangrijke zorg aan appellant heeft verleend, kan aan deze gevoelens geen procesbelang worden ontleend. Wat daarnaast naar voren is gebracht over de gemaakte kosten in de privésfeer kan ook niet leiden tot procesbelang, omdat deze kosten onder de Wet langdurige zorg niet vergoed kunnen worden. Daarom komt de Raad niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier. Het lid van de enkelvoudige kamer.
De griffier is verhinderd te ondertekenen. (getekend) L.M. Tobé
lh