In deze zaak heeft appellante, geboren in 1993, op 16 juli 2012 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) vanwege psychische klachten en rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bij besluit van 18 september 2012 vastgesteld dat appellante niet in aanmerking komt voor een uitkering, omdat zij op 16 december 2011, haar achttiende verjaardag, meer dan 75% van het minimumloon kan verdienen. Dit besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar appellante is in hoger beroep gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft deskundigen benoemd, waaronder psychiater P. Naarding en psycholoog H. Meijer, om de beperkingen van appellante te onderzoeken. Naarding concludeert dat appellante een verstandelijke beperking heeft, vermoedelijk van matige ernst, en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 januari 2013 niet voldoende beperkingen bevat. Meijer bevestigt deze bevindingen en stelt dat appellante blijvende ondersteuning nodig heeft.
De Raad oordeelt dat de deskundigenrapporten zorgvuldig zijn en dat appellante op 16 december 2011 meer beperkingen had dan in de FML zijn aangenomen. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit wordt gegrond verklaard. Het Uwv moet een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellante nemen, waarbij de FML moet worden aangepast. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, vastgesteld op € 3.000,-. De proceskosten van appellante worden begroot op € 2.910,60.