ECLI:NL:CRVB:2019:2278
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Wajong-aanvraag en medische beoordeling van vermoeidheidsklachten na leukemiebehandeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar Wajong-aanvraag door het Uwv. Appellante, geboren in 1994, heeft in 2008 acute lymfatische leukemie gekregen en is behandeld met chemokuren. Deze behandeling heeft geleid tot ernstige complicaties, waaronder epileptische aanvallen en niet-aangeboren hersenletsel, wat haar arbeidsvermogen aanzienlijk heeft beperkt. In 2014 heeft zij een aanvraag ingediend voor arbeids- en inkomensondersteuning op basis van de Wet Wajong, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat het Uwv oordeelde dat zij in staat was om ten minste 75% van het minimumloon te verdienen.
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar appellante is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting heeft zij aanvullende medische rapporten ingediend die haar stelling ondersteunen dat haar beperkingen niet goed zijn beoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet deugdelijk is. De Raad heeft vastgesteld dat de vermoeidheidsklachten van appellante, die door haar behandelaars als reëel worden beschouwd, onvoldoende zijn meegenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met een urenbeperking van maximaal vier uur per dag, alleen in de ochtend en maximaal drie ochtenden per week. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 4.543,08. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 juli 2019.