Uitspraak
18.1961 PW
23 februari 2018, 17/4230 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Centrale Raad van Beroep
Op 9 juli 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de bijstandsverlening aan appellant, die eerder bijstand ontving tot 23 februari 2017. De bijstand werd ingetrokken omdat appellant niet op afspraken was verschenen. Appellant heeft zich op 31 maart 2017 opnieuw gemeld voor bijstand, maar verscheen niet op de uitnodiging voor een gesprek. Uiteindelijk heeft hij op 19 mei 2017 een aanvraag ingediend, waarbij hij aangaf bijstand aan te vragen vanaf 8 mei 2017. Het dagelijks bestuur heeft de bijstand met ingang van 8 mei 2017 toegekend, maar verrekende een lening die appellant eerder had afgesloten met zijn bijstand over mei en juni 2017. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen en dat de lening terecht als middel werd aangemerkt. De Raad bevestigde dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de lening te verrekenen met de bijstand, ook bij een tussentijdse onderbreking van de bijstand. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.