ECLI:NL:CRVB:2019:2213
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van toekenning op grond van de Tijdelijke regeling overstap naar een niet bezwarende functie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 24 april 2018. De zaak betreft de weigering van de Minister van Justitie en Veiligheid om appellante op grond van de Tijdelijke regeling overstap naar een niet bezwarende functie (Tijdelijke regeling) arrangement C toe te kennen. De Raad concludeert, net als de minister en de rechtbank, dat appellante niet voldoet aan de criteria van de Tijdelijke regeling. Appellante was niet verschenen op de zitting, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door mr. drs. C.M. Prade en A. Rekker.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond werd verklaard. De Raad stelt vast dat appellante is aangemerkt als verplichte van-werk-naar-werk-kandidaat, maar dat er geen sprake is van een ontslag op eigen verzoek, aangezien appellante een andere functie binnen de Rijksoverheid heeft gevonden, wat als een overplaatsing moet worden beschouwd.
Appellante heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de Raad oordeelt dat er geen uitdrukkelijke toezegging is gedaan die een gerechtvaardigde verwachting bij appellante kon wekken. Ook het beroep op het rechtszekerheidsbeginsel wordt afgewezen, omdat appellante had kunnen verwachten dat het eerdere besluit onjuist was. De Raad concludeert dat er geen ongerechtvaardigd onderscheid is gemaakt en bevestigt dat appellante niet voldoet aan de criteria van de Tijdelijke regeling. Het hoger beroep wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.