ECLI:NL:CRVB:2019:218
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WMO-maatwerkvoorziening voor woningaanpassing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de aanvraag van appellante voor een WMO-maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing, specifiek het realiseren van een natte cel op de begane grond. De rechtbank had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem de aanvraag mocht afwijzen, maar dat de motivering van het college onvoldoende was. Appellante, die rolstoelafhankelijk is, had recht op een adequate douchegelegenheid, maar de huidige situatie in de woning voldeed daar niet aan. De rechtbank concludeerde dat de gevraagde aanpassing niet adequaat was en dat een alternatieve, adequate aanpassing ingrijpend en kostbaar zou zijn. Bovendien waren er geen zwaarwegende omstandigheden om niet te verhuizen.
In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe gronden aangevoerd die de Centrale Raad van Beroep zouden kunnen overtuigen om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en D.S. de Vries en L.M. Tobé als leden, in aanwezigheid van griffier B. Dogan.