ECLI:NL:CRVB:2019:2145
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake indicatie zorgprofiel op grond van de Wet langdurige zorg
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een geschil tussen appellante, een meervoudig gehandicapte verzekerde, en het CIZ over de indicatie van zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Appellante was van mening dat de indicatie die door het CIZ was afgegeven niet correct was en dat zij recht had op een hogere indicatie. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het CIZ, voor zover gericht tegen de indicatie met ingang van 1 januari 2017, niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante met het geïndiceerde zorgprofiel het maximale zorgprofiel zou hebben gekregen.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken. De Raad heeft vastgesteld dat de overweging van de rechtbank dat appellante het maximale zorgprofiel heeft gekregen, niet strookt met de niet-ontvankelijkverklaring. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit beoordeeld. De Raad concludeert dat het CIZ de indicatie op juiste wijze heeft vastgesteld en dat appellante niet heeft aangetoond dat het geïndiceerde zorgprofiel niet het meest passende is. De Raad heeft ook overwogen dat het CIZ niet bevoegd is om meerzorg toe te kennen, en dat appellante zich daarvoor tot het zorgkantoor moet wenden. De Raad heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.