ECLI:NL:CRVB:2019:2142
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering naar norm voor thuiswonende studerende en terugvordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van studiefinanciering voor een thuiswonende studerende. De betrokkene, die in de basisregistratie personen (brp) stond ingeschreven op hetzelfde adres als haar ouders, ontving van 1 februari 2015 tot 1 maart 2016 studiefinanciering die was berekend naar de norm voor een uitwonende studerende. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft echter op 5 februari 2016 besloten de studiefinanciering aan te passen en de betrokkene als thuiswonende studerende aan te merken, wat resulteerde in een terugvordering van € 2.202,35. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van de betrokkene tegen dit besluit gegrond verklaard, maar de minister ging in hoger beroep.
De Centrale Raad oordeelde dat de herziening van de studiefinanciering terecht was, omdat de betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitwonendenbeurs. De Raad benadrukte dat de betrokkene zelf verantwoordelijk was voor een juiste registratie van haar woonadres en dat de minister niet in de bijzondere omstandigheden aanleiding had hoeven zien om van de herziening af te zien. De Raad verwierp de argumenten van de betrokkene dat de terugvordering onevenredige gevolgen had en dat zij in een bijzondere positie verkeerde omdat zij deels in het buitenland verbleef. De Raad concludeerde dat de herziening in overeenstemming was met het beleid van de minister en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moest worden vernietigd.