Uitspraak
17.4180 WIA
OVERWEGINGEN
24 december 2014 gebaseerde, inschatting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er behandelmogelijkheden zijn die nog niet zijn benut.
WGA-uitkering.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de toekenning van een WGA-uitkering en de weigering van een IVA-uitkering aan een werknemer die zich op 21 september 2006 ziek meldde. De werknemer ontving vanaf 8 oktober 2009 een loongerelateerde WGA-uitkering, maar het Uwv heeft in een herbeoordeling vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet is gewijzigd. Appellante, de werkgever, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard, met de stelling dat er geen recht bestaat op een IVA-uitkering omdat er geen sprake is van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij verwees naar de vaste rechtspraak van de Raad over de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de lange duur van de arbeidsongeschiktheid en het gebrek aan verbetering van de belastbaarheid een IVA-uitkering rechtvaardigen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hebben dat er op de datum in geding, 4 december 2015, geen sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep van appellante afgewezen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2019.