ECLI:NL:CRVB:2019:2133

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
15/7063 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de Functionele Mogelijkhedenlijst en geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de beoordeling van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van appellante, die in het kader van een arbeidsongeschiktheidsuitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is vastgesteld. De Raad heeft in een tussenuitspraak van 17 oktober 2018 vastgesteld dat het Uwv de FML op drie punten diende aan te passen, zoals aangegeven door de ingeschakelde deskundige psychiater dr. E. van Duijn. Na de aanpassing heeft het Uwv een nieuwe FML ingediend, waar appellante op heeft gereageerd.

De Raad heeft overwogen dat de nieuwe FML in overeenstemming is met de deskundige en dat appellante geen gronden heeft ingediend tegen deze FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat de functies die aan appellante zijn aangeboden, passend zijn. Appellante heeft echter betoogd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar signaleringen en dat de functies niet in overeenstemming zijn met haar belastbaarheid. De Raad heeft deze argumenten verworpen en geconcludeerd dat de functies geschikt zijn voor appellante.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.304,- bedragen. De Raad heeft ook bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 168,- aan appellante dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

15.7063 ZW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
15 oktober 2015, 15/1116 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 juni 2019
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 17 oktober 2018 een tussenuitspraak gedaan, geregistreerd onder ECLI:NL:CRVB:2018:3204 (tussenuitspraak).
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv nadere stukken ingediend. Appellante heeft hierop een reactie gegeven.

OVERWEGINGEN

1. Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de tussenuitspraak. In de tussenuitspraak is bepaald dat het Uwv ten onrechte de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) slechts op één punt heeft aangepast, terwijl de door de Raad ingeschakelde deskundige psychiater dr. E. van Duijn heeft vastgesteld dat de FML op drie punten aangepast dient te worden. Het Uwv is in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen.
2.1.
Bij schrijven van 10 december 2018 heeft het Uwv een nieuwe FML van 23 oktober 2018, een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 7 december 2018, een Resultaat functiebeoordeling van 5 december 2018 en een (samenvatting) van de arbeidsmogelijkhedenlijst van 5 december 2018 ingezonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om de FML aan te scherpen op drie punten, zoals door de deskundige is beschreven. Appellante is – naast de eerder vastgestelde beperkingen – nu ook aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken (onderdeel 7.9.7) en werk waarin geen hoog handelingstempo is vereist (onderdeel 1.9.8). Daarnaast is appellante beperkt in het uiten van gevoelens (onderdeel 2.7.1). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de functies getoetst aan de nieuwe FML en is tot de conclusie gekomen dat alle geselecteerde functies geschikt zijn voor appellante.
2.2.
Appellante heeft naar voren gebracht dat het Uwv de aanvullende beperkingen heeft opgenomen in de FML, maar dat ten aanzien van de functies onvoldoende gewicht is toegekend aan de signaleringen en dat deze signaleringen zijn ‘weggeschreven’ met de mededeling dat er geen sprake is van een overschrijding. In de functie van inpakker (handmatig) (SBC-code 11190) volgt een werknemer het tempo van de band. Er is dus wel degelijk sprake van een dwingend, niet individueel werktempo. Dit is niet in overeenstemming met wat de door de Raad benoemde deskundige heeft aangegeven. Ook is er in alle drie de functies een signalering op het onderdeel samenwerken. Dit wordt ten onrechte weggeschreven door te spreken over kleine groepen. Appellante ervaart ook problemen in kleine groepen.
3.1.
De Raad overweegt als volgt.
3.2.
De FML van 23 oktober 2018 is vastgesteld in overeenstemming met wat de deskundige in zijn rapport heeft weergegeven. In deze FML zijn nu ook beperkingen op de onderdelen veelvuldige deadlines of productiepieken, hoog handelingstempo en het uiten van gevoelens. Nu appellante geen gronden heeft ingediend tegen de FML van 23 oktober 2018, oordeelt de Raad dat de belastbaarheid van appellante juist is weergegeven.
3.3.
De Raad ziet zich voorts gesteld voor de vraag of de geselecteerde functies vallen binnen de belastbaarheid van appellante. Anders dan appellante wordt geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met juistheid heeft gemotiveerd dat de functies, waar de schatting op is gebaseerd, passend zijn. In de functie van inpakker (handmatig)
(SBC-code 11190) is er sprake van een band waarbij het tempo bijgesteld kan worden. Daarnaast vullen collega’s elkaar aan als er bakjes gemist worden. De belasting van de functie overschrijdt de belastbaarheid van appellante op dit punt niet. Appellante is voorts van mening dat de signalering bij alle functies op het onderdeel samenwerken ten onrechte is weggeschreven door te praten over kleine groepen. De door de Raad ingeschakelde deskundige heeft in zijn rapport van 19 september 2017 vermeld dat in de FML van
30 september 2014 staat dat appellante beperkt is ten aanzien van werken in grote groepen mensen (drukke winkels, openbaar vervoer, grote hallen met veel mensen: met veel wisseling in contacten). De deskundige heeft geen reden gezien om de FML op dit punt onjuist te achten, zodat de functies ook voor dit onderdeel geen ontoelaatbare overschrijding opleveren.
4. Uit wat is overwogen in 3.1 tot en met 3.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Omdat het Uwv pas in hoger beroep een juiste en volledige motivering aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, is er aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze worden begroot op € 1.024,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting) en € 1.280,- in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze), in totaal € 2.304, -.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.304,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 168,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2019.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) P. Boer
GdJ