ECLI:NL:CRVB:2019:2125
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verstrekking van CIN-nummer en intrekking AIO-aanvulling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant ontving een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) van de Sociale verzekeringsbank (Svb) en werd verzocht om zijn CIN-nummer te verstrekken in het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de AIO-aanvulling. Appellant weigerde dit verzoek, waarop de Svb besloot om zijn recht op AIO-aanvulling op te schorten en later in te trekken. Appellant stelde dat het onderzoek van de Svb discriminatoir was en dat het opvragen van het CIN-nummer in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het betoog van appellant niet slaagde. De Raad verwees naar eerdere uitspraken waarin werd vastgesteld dat het opvragen van het CIN-nummer noodzakelijk was voor het onderzoek naar vermogen in Marokko. De Raad bevestigde dat de Svb bevoegd was om de AIO-aanvulling op te schorten en in te trekken, omdat appellant onvoldoende medewerking had verleend aan het onderzoek. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.