ECLI:NL:CRVB:2019:2109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ziekengeldsanctie en re-integratie-inspanningen van eigenrisicodrager in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een ziekengeldsanctie die aan appellante, een eigenrisicodrager, was opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De werkneemster, die als fysiotherapeut bij appellante werkzaam was, was sinds juni 2014 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Appellante had de werkneemster ziek gemeld en was eigenrisicodrager onder de Ziektewet. Het Uwv had de ZW-uitkering van de werkneemster voortgezet, maar later een ziekengeldsanctie opgelegd aan appellante, omdat zij onvoldoende re-integratie-inspanningen zou hebben verricht. Appellante maakte bezwaar tegen deze sanctie, maar het Uwv handhaafde de sanctie. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond.
In hoger beroep heeft de Raad de vraag beoordeeld of er voldoende bewijs was dat er na januari 2015 reële herplaatsingsmogelijkheden waren voor de werkneemster binnen de onderneming van appellante. De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat uitbreiding van de arbeidsuren in het eigen werk van de werkneemster stellig te verwachten was, en dat de aan appellante opgelegde ziekengeldsanctie de vereiste onderbouwing mist. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en herroept de ziekengeldsanctie, waarbij het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellante. Tevens werd het onderzoek heropend voor een nadere uitspraak over de door appellante gevraagde schadevergoeding.