ECLI:NL:CRVB:2019:2105
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing herziening WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 augustus 2017. Het betreft een verzoek van de appellant om het eerder genomen besluit van 31 januari 2008, waarbij zijn WW-uitkering blijvend was geweigerd, voor het verleden te herzien. De rechtbank had dit verzoek aangemerkt als een verzoek om herziening en het toetsingskader correct toegepast. De appellant had geen rechtsmiddel aangewend tegen het oorspronkelijke besluit en had de medische stukken uit Turkije uit 2007 niet ingebracht in de procedure. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven tot herziening, zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens werd vastgesteld dat het besluit van 31 januari 2008 niet evident onredelijk was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van de appellant af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.