ECLI:NL:CRVB:2019:21
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van persoonsgebonden budget (pgb) en de verantwoording van zorgverlening onder de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan appellante was verleend door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het zorgkantoor had eerder het pgb vastgesteld op nihil en een bedrag van € 54.084,68 teruggevorderd, omdat appellante niet voldoende inzicht had gegeven in de besteding van het pgb en de geleverde zorg. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad oordeelde dat appellante niet had voldaan aan de administratieve verplichtingen van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) en dat het zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen. De Raad benadrukte dat de verantwoording van de besteding van het pgb de eigen verantwoordelijkheid van de verzekerde is, ook als een bewindvoerder betrokken is. De Raad concludeerde dat appellante onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de zorg daadwerkelijk was verleend en betaald, en dat de belangenafweging van het zorgkantoor niet leidde tot een onevenredige uitkomst voor appellante.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het zorgkantoor bevoegd was tot terugvordering van het bedrag van € 38.359,09. De Raad wees erop dat appellante geen bewijs had geleverd voor de betalingen aan zorgverleners en dat de administratie te weinig samenhang vertoonde om de omvang van de zorg vast te stellen. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met L. Boersma als griffier.