ECLI:NL:CRVB:2019:2080
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering naar norm voor thuiswonende studerende en terugvordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van studiefinanciering voor een betrokkene die vanaf 15 januari 2017 in de basisregistratie personen (brp) stond ingeschreven op een adres in [woonplaats]. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de betrokkene vanaf 1 februari 2017 als thuiswonend aangemerkt, wat leidde tot een herziening van de studiefinanciering en een terugvordering van € 1.872,45. De rechtbank Noord-Holland had eerder het besluit van de minister vernietigd, oordelend dat de betrokkene niet verwijtbaar was voor het niet voldoen aan de voorwaarden voor uitwonende studiefinanciering, omdat inschrijving op haar feitelijke woonadres niet mogelijk was door handhavend optreden van de gemeente.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de omstandigheid dat de gemeente handhavend optreedt tegen bewoning in strijd met het bestemmingsplan geen situatie van niet-verwijtbaarheid oplevert. De Raad oordeelde dat de betrokkene zelf verantwoordelijk was voor haar keuze om te wonen in een pand zonder woonbestemming. De Raad heeft het hoger beroep van de minister gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard. De Raad benadrukte dat er geen sprake was van een weigering van de gemeente tot inschrijving op het feitelijke woonadres, en dat de betrokkene niet voldeed aan de verplichtingen voor uitwonende studiefinanciering.