Uitspraak
18.6290 ZW
mr. M.J.H.H. Fuchs.
OVERWEGINGEN
20 juli 2010.
20 juli 2010. Appellante had de gestelde feiten destijds in een bezwaarprocedure naar voren kunnen brengen. Ook nieuwe jurisprudentie is niet aan te merken als een nieuw feit of veranderde omstandigheid.
het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (Besluit). Volgens appellante blijkt uit diverse uitspraken van de Raad, waaronder de uitspraak van 5 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU8225, dat het Uwv indertijd daglonen in het kader van de ZW op grond van artikel 9 van het Besluit onjuist vaststelde. Het is evident onredelijk om de gemaakte fouten niet te herstellen, mede gelet op de door appellante geleden schade. Van appellante kon, gelet op het feit dat zij ernstig ziek was, niet worden verwacht dat zij in bezwaar zou gaan tegen het besluit van 20 juli 2010. Ook was zij destijds niet in staat daarbij hulp te vragen. Bovendien had het Uwv onderzoek moeten verrichten naar het dagloon van appellante gelet op de discrepantie tussen de ZW-daglonen in 2009 en 2010 en het dagloon ambtshalve moeten corrigeren. Verder is het volgens appellante evident onredelijk dat het Uwv geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid om over te gaan tot inhoudelijk behandeling en volledige heroverweging van het besluit van 20 juli 2010. Appellante heeft in dit kader verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3131.
20 juli 2010 rechtsmiddelen kunnen aanwenden en daarbij aan kunnen voeren dat het dagloon niet juist is vastgesteld, maar heeft dit nagelaten. Dat zij niet in staat was om in bezwaar te gaan of daarvoor hulp te zoeken, heeft zij niet aannemelijk gemaakt. Voorts is van belang dat ter beoordeling niet de vraag voorligt of het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is en/of de vaststelling van het dagloon bij aanvang van de ZW-uitkering evident onjuist is. Met de in dat kader aangevoerde gronden en stellingen over het onderzoek bij de aanvraag en de volgens appellante gemaakte fouten bij de vaststelling van haar dagloon, beoogt appellante in feite de discussie op die punten alsnog te voeren. Daarin bestaat echter geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is.