Uitspraak
17.3852 ZW
OVERWEGINGEN
.Op 28 november 2014 heeft hij zich ziek gemeld met onderrugklachten, nekklachten en knieklachten rechts. Het Uwv heeft appellant een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die zich ziek had gemeld met onderrug-, nek- en knieklachten, had een ZW-uitkering ontvangen van het Uwv. Na een beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, werd de ZW-uitkering per 17 januari 2016 beëindigd, omdat appellant in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen. Appellant heeft vervolgens een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen.
In hoger beroep stelde appellant dat zijn hand- en polsklachten niet goed waren ingeschat en dat hij ten onrechte geschikt was geacht voor de functie van administratief ondersteunend medewerker. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd dat de functie nog steeds geschikt was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, waarbij werd opgemerkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellant meer beperkingen had toegeschreven dan de oorspronkelijke verzekeringsarts, maar dat dit niet leidde tot een andere conclusie over de geschiktheid voor de functie.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de functie van administratief ondersteunend medewerker per 13 juni 2016 nog steeds geschikt was voor appellant, ondanks zijn klachten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.